Tegen de 30 mensen hebben vrijdag 10 oktober vol aandacht geluisterd naar het verhaal van Mart Krook over vuursteenfossielen. Opgegroeid in de Achterhoek was hij al jong te vinden op geologische vindplaatsen, maar toen hij in de jaren ‘70 in Zuidwolde kwam wonen, ontdekte hij op de aardappelvelden achter zijn huis stapels met vuurstenen, die de boeren daar op een hoop gooiden. Er bleken soms fossielen in te schuilen en zoals dat gaat: hoe meer je ervan weet, hoe meer je er ook ziet.
Marts lezing begon met een foto van twee vuurstenen, die ikzelf toevallig de week daarvoor gevonden had in Zuidwolde. Toen ik ze opraapte en met een loepje bestudeerde, zag ik een bloemvorm. Dus stuurde ik de foto’s naar Mart. Het bleek om fossielen van een zeelelie te gaan, een diertje dat uitgestorven leek, maar in 1864 toch nog in een uithoek van een Noorse fjord is teruggevonden. De boodschap van Mart: iedereen kan het gewoon eens proberen!
Daarna vertelde hij ons over drie geologisch tijdperken, die belangrijk zijn geweest voor de aanwezigheid van vuurstenen op de zandrug van Zuidwolde. Met name het landijs uit het Saale-tijdperk kwam eerst tot aan de zuidrand van Zuidwolde. Later kwam het ijs verder tot Midden-Nederland. Toen het ijs begon te smelten, ontstond er een grote smeltwaterrivier van smeltwater met ook rivierwater vanuit Twente. Zo vormde zich een breed stroomdal van de Overijsselse Vecht en de Reest. Dat maakt dat we vuurstenen aan de Drentse kant van de Reest vinden en bijna niet aan de Overijsselse kant.
Het is lastige materie, maar het lukte Mart om – zonder ons te overstelpen met al zijn kennis – toch een aardig inzicht te geven in de onbekende wereld van diertjes in vuursteen. Wat wonderbaarlijk dat je van uitgestorven diertjes nog resten kunt aantreffen! Diverse dieren passeerden de revue: o.a. zeesterren, sponzen, koralen, schelpen, inktvissen, haaien. De harde delen van zo’n dier kunnen zichtbaar zijn in vuursteen: bijvoorbeeld een naald, een schaal van een zeester, de klep van een schelp, een haaientand, het kegelvormige schelpdeel (rostrum) van een belemniet.
Je moet goed weten waar je op moet letten. Meestal is het niet zo eenvoudig als het vinden van een bloemvorm. Soms zie je een afdruk van de buitenkant van zo’n onderdeel van een dier, soms juist alleen de kern. Soms is die kern ook weer opgelost door een zure omgeving en vind je juist een lege holte of een gat in een steen. Dat was ook het geval bij de tweede vuursteen, die ik vond. Wel een zichtbaar restant van een zeelelie, maar in feite een gat in een steen. En of je dat dan nog een fossiel noemt?
Irmgard Ballast
